3.30.2009

Zou ie nog leven..?


Zou ie nog leven

Internet zit vol verrassingen. Vooral dankzij zoekmachines. Zo kreeg ik onlangs uit onverwachte hoek het volgende mailtje:

“er was eens heel lang geleden…:
Een Hart met een barst, de gevleugelde Jenny...... we worden allemaal ouder! Soms komen er allerlei dingen ineens samen. Met mijn vriendin A. kletsen over de KV/JV en ook over jou ( 'leeft íe nog wel, nooit meer iets van gehoord'), op een training de vraag naar inspirerende docenten ( ja, ja - levensplezier als inspiratiebron), les geven in het Hanzegebouw waar jij volgens mij ook opgetreden hebt tijdens de opening, vrijwel maandelijks, na afloop van college, in de kroeg waar jij zeker één keer gezongen hebt (toen 'de Bascule'). Kortom tijd om eens gaan Googelen. En gelukkig; hij leeft! Weliswaar wat worstelend met ouder worden maar met even veel humor en nog steeds behoefte aan een beetje publiek.
Toch leuk, dat internet. “

Groetjes M.

Inderdaad. Dat was ik. Jonge student, niet gehinderd door een gerichte vakopleiding, maar wel met doe het zelf ervaring in de cabaretsfeer. Praktisch creatief, desnoods verzon ik de les op de fiets onderweg naar school. Zonder deadline presteerde ik nooit veel.

Zo’n mailtje uit het verleden roept vragen op. Kennelijk heeft minstens één van die leerlingen - uitsluitend meiden trouwens – de lessen overleefd zonder noemenswaardige trauma’s. Dat vleit met terugwerkende kracht. Dank. Maar intussen is de geest gefocust op die periode, ergens in mijn stoffig geheugen valt een archiefkast open, flarden beelden en gevoelens vechten om aandacht. De lessen, de gezelligheid, de creativiteit, de uitdaging om die soms puberende meiden zo gek te krijgen om eens gek te doen. ‘Kom los, geneer je niet, je moet niet spelen dat je een vervelende kleuter bent, je bént een heel vervelende kleuter!’ Geeft niet wat een ander ervan vindt of denkt!” Wijze woorden, gemeend, vast wel. Maar zelf toepassen? Dat viel niet altijd mee.

Een gevoel dat ook krachtig doorkomt, is de onderhuids erotiserende tinteling. Een klas vol jonge meiden, vrouwen in wasdom, daar ben je als jonge vent niet ongevoelig voor. In het nette, uiteraard, altijd voor jezelf gehouden. Hooguit een onbetamelijke droom over onbetamelijke avontuurtjes, uitsluitend in de anonimiteit van nachtelijke fantasieën. Maar verder geweerd uit het dagelijkse real-life.


30 jaar later besef je dat die spanning ook bij de meiden aan de orde geweest kan zijn, moet zijn, al dan niet latent. Er waren ook wel signalen, die je professioneel – of naïef - ontkende, negeerde. Zoals de leerlinge die je na een schoolavond, cabaretvoorstelling, veilig thuis bracht in je eendje (die rode 2 CV6!). Gezellig kletsend onderweg, gevoel van verbondenheid, een vlinderatmosfeer, het zachte schuren van een onvervulbare romantiek, ondanks de tastbare aanwezigheid op slechts op 20 fysieke centimeters afstand, maar tegelijkertijd 20 lichtjaren weg …
Maar dan, met de handel van het portier al in haar hand - buigt ze naar je toe. Het gaat flitsend en slow motion tegelijk. Ze drukt haar lippen op je wang – mondzoekend? – je huid schroeit als een brandmerk, maar tegelijkertijd ook zalvend zacht. Haar stemgeluid blijkt opgeslagen, want je hoort haar fluisterzeggen: ‘Bedankt! Ik vond het heel erg leuk! ..leuk…leuk.,,,euk…uk…k..’ Alsof ik de echo nog hoor…

Dan spoelt de hooguit drie seconden durende scène terug: Haar lippen laten los, haar hoofd wijkt weer achterwaarts door het ‘window’ door de onbereikbaarheid, terug tot de veilige afstand van 20 lichtjaren.
Ze stapt de auto uit, je leven uit, haar toekomst in. En terecht.
Je zweeft naar huis, en niet alleen door de extreem verende rode eend, langzaam terugkerend op aarde. (Als docent dramatische expressie moet je het natuurlijk wel een beetje aandikken… )

Het waren trouwens niet alleen leerlingen die signalen afgaven, realiseer ik me nu. Ook vrouwelijke collega’s vingen mijn blik soms iets langer dan noodzakelijk. Of ensceneerde een iets te toevallige toevallige aanraking. En explicieter dan dat. Met de docente handvaardigheid had ik een sterke collegiale band, gelijke golflengte, zelfde humor, prettige aanwezigheid, Ook in de auto – het rode eendje – toen ik haar na een vergadering naar huis liftte, man en kind, kwam ineens de vraag: ‘Geloof jij dat je van meer partners tegelijk kunt houden, lichamelijk?’ Haar hand zocht mijn hand, mijn knie? Een kneepje, weer los. In afwachting van .. ja, van wat eigenlijk.

Hoe bijziend moet ik geweest zijn? Hoe naïef, hoe laf, en waarschijnlijk allebei. Want ik wist het antwoord wel, maar handelde er niet naar. Ik loste de spanning op met een ontwijkend grapje. Onze humor, zeg maar…

Misschien is laf een ander woord voor trouw? Of is dat op zich alweer een uitvlucht.
Ik was het niet vergeten. Ik had het verdrongen. In de loop der jaren, dienden zich meer situaties aan. Ik hield mij ziende blind. Met een half gevoel van trots op m’n hondstrouwe inborst, matig excuus.
Heel soms bevliegt me het benauwde gevoel dat ik nooit echt man ben geworden.

Maar goed. Hij leeft nog…