12.21.2009

Klimaatgetop


De aarde warmt op, zeggen zij die ervoor geleerd hebben. Door de onverantwoorde consumptiedrift van de mens, vinden velen. Al doet daar lang niet iedereen aan mee. Sterker: 80% van de wereldbevolking komt zelfs niet in de buurt van onze egoïstische, westerse levensstandaard, zeggen zij die zien dat het niet eerlijk is verdeeld in die wereld. Temeer omdat die andere 20% bovendien 80% van alle grondstoffen, rijkdommen, ofwel welvaart consumeert, met als toegift ( of beter toe gift) de bijbehorende welvaartsziekten. Want welvaart is natuurlijk niet hetzelfde als welzijn.

Ook daarom is het goed dat steeds meer mensen warm lopen om ‘iets’ te doen tegen de al dan niet door de mens veroorzaakte opwarming. Maar ’iets’ is vaag, en de meningen zijn verdeeld. En met 50.000 mensen vergaderen is ook niet bepaald een voorbeeld van efficiënte besluitvorming. Ook al gaat het maar om ‘slechts’ 160 landen, waaronder arme landen met mensen die tot die 80% behoren, die trouwens toch nog wel even willen proeven van die moddervette taart van overdaad.Dat de laatste gletsjers dan meteen als ijsklontjes in de cola verdwijnen, ach ja, geluk is een keuze. En niet iedereen kiest kennelijk voor geluk?

Hoe dan ook: vragen genoeg op de klimaattop in Kopenhagen. Meer dan antwoorden.
Die top viel samen met de eerste serieuze winter sinds tientallen jaren in Europa. Zelfs in Nederland ligt een stapel sneeuw waar ze in de wintersportgebieden in een matig seizoen best blij mee zouden zijn. Bij wijze van spreken. Maar toch, de eerste echte witte Kerst voor hele generaties staat vast. De vorst is nog niet weg. Er is al min 18 gemeten, dus hoezo eigenlijk: opwarming? Het is munitie voor mensen die er ook voor gestudeerd hebben, maar iets anders zeggen, namelijk: we krijgen eerst een kleine ijstijd. En zo keuvelt de wereld anno 2009 en de jaren daarna nog gezellig door als geblinddoekten in een doolhof, want niemand weet het echt.

De klimaattop in Kopenhagen valt ook samen met klimaatgetob in ons eigen huis: de nieuwe CV ketel, nog geen 2 jaar oud, laat ons in de kou staan. Zonder enige aanleiding klapt de elektriciteit eruit, alles dood. Na enig gepruts in de meterkast, zekeringen aan en uit zetten, kom ik er achter dat het de Cv ketel moet zijn.Monteur gebeld.Meneer ‘Kwakkel’ – een mooie naam als er buiten 30 centimeter sneeuw ligt, maar dat terzijde – belooft ons zo snel mogelijk, maar niet eerder dan de volgende dag een storingsmonteur te sturen.

Oeps: dat belooft een avondje bikkelen, in een gestaag afnemende temperatuur in de woning, voorzien wij. Toen de ketel ermee stopte, stond de thermometer op 20,5 graad. Dat zou vast niet lang zo blijven, gezien de winter die om het huis kraakte. Dikke truien, extra sokken en veel waxinelichtjesmoeten onze primaire levensfuncties veilig stellen.Alle kieren afdichten, dicht tegen elkaar aan, desnoods de poezen en de hond mee naar bed.
Goed, de tijd verstrijkt, maar de temperatuur blijft hardnekkig op 20 steken.En het klimaat in de woning blijft best aangenaam. Ook op de slaapkamers is het normaal te doen. Ons huis blijkt uitstekend geïsoleerd, dat moet het zijn, of zou het toch iets te maken hebben met de opwarming van de aarde? Wie het weet, mag het zeggen.  Best een warm gevoel, zo rond de witte kerst. Een win-win-winter situatie.

Nu nog een Elfstedentocht

Tip: foto's vergroten door aan te klikken.

11.22.2009

En het woord is...

Breaking News!Stop de persen! (Voor de kraamvrouwen onder de lezers: stop hét persen.) Want het ei is al gelegd. Een zware bevalling, maar het (hoge) woord is over de lippen.
Om precies te zijn: het woord van het jaar 2009.

Van de drie genomineerde woorden viel de keuze niet op: vaccinatieangst, noch op kopvoddentaks - en zelfs niet op de daaraan gekoppelde tweelinginzending ‘postnatale-peroxide-psychose (die overigens buiten mededinging en na de sluitingstermijn is ingezonden, maar toch..)

Nee, de jury van het taalgenootschap Onze Taal viel únaniem voor …..tromgeroffel…… TWITTEREN ! Zegt het, Nee, Twittert het voort! Twitteren is het Woord. En het woord is twitteren. Je zou er bijna van gaan preken, maar dat is een ander taalkundig fenomeen, bovendien het tegenovergestelde van twitteren. Want zo kort een twitterbericht moet en/of mag zijn – maximaal 160 tekens/letters, zo oeverloos kan een beetje serieuze preek aanhouden. Daar trek je vandaag de dag geen volle kerken mee. Misschien moest de dominee ook maar eens gaan twitteren: de Reli-Twitter, maar dat terzijde.

Twitteren dus, het rondstrooien van korte berichtjes via een twitteraccount op Internet. Die tweets, want zo noemen we een twitter-bericht, zijn bedoeld voor de zogenaamde volgers, mensen die kennelijk graag op de hoogte blijven van het doen en laten van de twitteraar in kwestie. (Bij een reli-twitters wordt dat natuurlijk volgelingen.)
En wat zijn die twitterberichten dan? Dat kan van alles zijn: van ego-gerichte bespiegelingen
‘‘Kom net uit bed. Ga me scheren. Shit! Scheerzeep op. Ga weer naar bed, wordt niks vandaag.’ Tot boodschappen die er toe doen, en niet alleen voor volgers, zoals de berichtgeving tijdens de verkiezingsrellen in Iran.

Maar lang niet iedereen is overtuigd van het twitteren. Zo was het eerst ook met MSN, Hyves, LinkedIn en Internet in het algemeen. (Vorige eeuw). Maar nu lijkt de wereld niet meer zonder deze digitale sociale netwerken te kunnen. En bijna iedereen speelt het spel mee. Zelfs ik, als notoire kat-uit-de-boom kijker heb me aangemeld bij LinkedIN. En ik moet zeggen, het is wel grappig. Krijg ik ineens allerlei mailtjes van oude en/of vage bekenden die (weer) met mij willen connecten, en onze netwerken te delen. Is wel leuk. (Ik noem het informeel ‘LeukedIn’. Ik ben nu eenmaal altijd bezig met taal.)

Maar twitteren doe ik (nog) niet. Heb wel al een paar test-twitters geschreven, al lopende in de stad Utrecht, tijdens mijn wandel-woon-werk verkeer van het station naar de Malibaan. De U-twitters: observaties, gedachtenflitsen, filosofisch-poetisch getinte spinsels. Voorbeeldje:

U Twitter, 25 mei. 08.42 uur, Biltstraat
Korte man, in korte broek, op steeds kortere afstand. Onze blikken ontmoeten. We uiten een korte groet.‘Goedemorgen!’. Hij klinkt als een vrolijke sopraan. Korte man met korte stembanden.’

Of er iemand op dat moment zat te wachten op deze observatie? In elk geval heeft niemand het gemist. Maar goed, twitteren is woord van het jaar 2009. Het geeft aan dat taal altijd meebeweegt met de ontwikkelingen in de samenleving. Het getwitter grijpt om zich heen. Waarbij twitteren zelf voor mijn gevoel staat voor de steeds verdere verdichting, maar ook fragmentering, van onze communicatie.

Bent u er nog? Volg mij!

10.25.2009

Herfst hinderlaag - Plastic Hero

‘Pang!’ Daar schiet een paddenstoel, uit de grond. Sluw opgesteld achter een vermolmde boomstronk in de berm langs het bospad waarover ik dapper mijn zondagochtend trimloopje doe. (Om de zaterdagavond eruit te zweten.) Pang! Tweede schot, andere paddenstoel, knalrood en vanuit mijn ooghoek zie ik twee witte stippen op me af komen. Maar getraind laat ik me linksom uit de vuurlijn vallen, rol soepel door, dekking zoekend in de berm. Scheelde weinig, pff!
Dan zie ik dat mijn rechtervoet tegen een witte bermbom-boleet leunt, waardoor het ontstekingsmechanisme half is ontgrendeld. Als ik nu mijn voet van de witte bol afhaal, of ook maar even hik, volgt onherroepelijk een explosie. Shit!

Daar lig ik dan: een herfsthinderlaag van moeder natuur. Het flitst door me heen: dit is natuurlijk het startschot van haar opstand tegen de mens, die er een klimatologisch potje van maakt. De natuur slaat terug! (Nature strikes back! – alvast de titel voor de Hollywood verfilming; ik denk dat Pixar studio’s hier een fraaie productie van kan maken. Waar Al Gore nog een puntje aan kan sabbelen.)
De Natuur slaat Terug! De mens zal ervan lusten. En ik zal de geschiedenis ingaan als de eerste herfstmartelaar…

…Zo ijl ik nog even verder, terwijl de realiteit langzaam tot me doordringt. Situatie: ik struikelde over een overgroeiende wortel. Even niet opgelet, afgeleid door een paar fraaie paddestoelen, jazeker, die er gister nog niet stonden. Uit de grond geschoten, dacht ik nog, net voor ik onderuit ging. Linksom weggerold in de berm, dat wel. Twee witte boleten kijken me op ooghoogte aan, als oogbollen zonder pupil. De knalrode paddenstoel met witte stippen komt zo uit de oude schoolboekjes. De vraag is niet, óf, maar waar die kabouter is…
`
Ik schud mijn hersens op hun plek en krabbel overeind. Ik pak mijn trimloop weer op. Maar deze zondag zal niet meer hetzelfde zijn. Toevallig gestruikeld of niet, de boodschap was al bekend, maar staat weer op mijn netvlies. We maken er inderdaad een zootje van. Op macroniveau - industrie, vliegen, autorijden, voedselproductie, duizend soorten shampoo e.d. - en op huis- tuin- en keukenniveau – overconsumptie. Ook ik. Ik weet het al even, maar het dringt pas echt door als het tastbaar is. Zoals de net gestarte aparte inzameling van plastic in onze gemeente. Alle huishoudens kregen een stapel speciale – plastic !- zakken in de bus, met het verzoek om daar het plastic afval in te doen.
Natuurlijk doe we mee. Dat drukt je met de neus op de feiten. In één week is de zak vol! Te gek voor woorden. Moet ineens denken aan die ‘plastic soep’ van vele vierkante kilometers omvang die ergens in de oceaan schijnt rond te zweven, een drijvende milieubom.
De zak is vol? De maat is vol! Blijkt ook uit de bijlage van de weekendkrant over de klimaattop in Kopenhagen. Willen we nog iets redden, dan moet iedereen meedoen: minder vlees, minder olie, minder vliegen, minder van A tot Z. Klinkt als een mission impossible, dus waarschijnlijk wordt die soep niet zo heet gegeten, als hij wordt opgediend. Al zou dat wel beter zijn. Te beginnen met je eigen plastic. Doe het, dan ben je een held, belooft de zak zelf: Plastic Hero! Tja,wie wil dat nu niet worden? Vast verzonnen door een duurzaam communicatiebureau, onder het genot van vele (plastic) bekertjes koffie…
p.s.
In Gouda hebben we al jaren enkele bijzondere Private Plastic Heroes: QiQi(roepnaam KieKie)het hondennichtje van onze Noah. Qiqi - op de foto (met dank aan Irma)- is gespecialiseerd in het inzamelen en verwerken van plastic flesjes. Dat zit in de familie, want tante Noah kan er ook wat van.
Helden zijn het, die Leonbergers.

10.16.2009

De Stoel, De Kist & De Wieg


Met een goed idee voor een televisie programma kun je leuk scoren. En als je zelf geen goed idee kunt bedenken, dan laat je je gewoon inspireren door bestaande succesprogramma’s. Onder het motto’ beter goed gejat dan slecht of niet verzonnen.’
Zou zo maar kunnen dat daar op zich al een programma-idee in schuilt, of zoals ze het zelf noemen in medialand: Programma-format.

‘Beter goed Gejat’ zal als format niet moeilijk te vullen zijn. Zeker niet als je het breder trekt dan tv-formats; want ook producten, tijdschriften, kledingstukken, spelcomputers e.d. zijn dankbare objecten voor potentieel leentjebuur. Maar goed, eerst tv formats dus.

Als ik in de redactie zou zitten van ‘Beter goed Gejat’ zou ik in de eerste uitzending ruim aandacht besteden aan De Kist. Dat is een programma van de EO, waarin de presentator met een lijkkist op het dak van zijn auto zijn gewillige ‘slachtoffers’ bezoekt. Dat wil zeggen: mensen met wie hij in de inspirerende aanwezigheid van die maffe grafkist – mafkist? - in gesprek gaat over hun aanstaande dood, hoe ze aankijken tegen hun eigen uitvaart. Dat en passant ook heel wat tegeltjeswijsheden over ‘het’ leven voorbijkomen, is onvermijdelijk. En als God & Geloof dan ook nog even aanschuiven weet de EO zich helemaal gezegend.

Toegegeven, het maakt de dood als hardnekkig taboe weer iets bespreekbaarder. Maar, ook toegegeven, het idee lijkt wel heel erg het zusjes of broertje van … De Stoel. Het populaire programma van de NCRV, waarin de presentator met een stoel op het dak door het land rijdt (reed) om zijn gewillige ‘slachtoffers’ te bezoeken. Om te praten over hun leven en dingen die hen bezig houden. Leuk idee, soms leuke gesprekken, en dus inspirerend tot navolging. Zo werken die dingen.

Het is nu wachten op de volgende variant in de categorie ‘Zet een Meubel op je autodak’. En het mag wat mij betreft dan wel een beetje pikanter, ondeugender. Bijvoorbeeld ‘Het Bed’. Waarin de presentator op het dak van zijn auto een groot ledikant heeft – voor EO is dat natuurlijk een HemelBed. En het thema is: ‘Met wie zou jij graag eens een keer naar bed willen?’
Of iets vruchtbaarder, ‘De Wieg’ dus een wieg op het dak, met als vraag: ‘Met wie zou jij een kindje willen maken?’ Natuurlijk is er een competitie-element en het publiek mag in een soort finale bepalen, welke van de pak’m beet tien kandidaten zijn/haar babywens het meest overtuigend motiveert en die wens dus mag invullen. En is live uit te zenden uiteraard.

Het concept kan nog breder, in principe kun je elk Object op het Dak van een auto monteren. Bij ons in Gouda rijdt sinds jaar en dag een bestelauto rond van de plaatselijke banketbakker, met op het dak een megagrote Moorkop. Kan zo het programma in met de vraag: “Wie zou jij wel eens een taart in het gezicht willen smijten’ (VARA) Of zet een groot gebit op het dak: ‘Aan wie zou je tanden wel eens willen laten zien?’ (VPRO) Of een grote hondenbolus op het dak.” Wie zou wel eens een poepie willen laten ruiken. “(SBS 6)

Actueel idee: een groot spaarvarken op het dak, met het logo van de DSB. Met als insteek: ‘met wie heeft u een varkentje te wassen?'” Enzovoort. U kunt er zelf intussen ook wel een paar bedenken.
En mocht u tot uitvoering komen, denkt u even aan de bronvermelding? En zeker toch aan de auteursrechten? Bedankt!

10.02.2009

Mond vol tanden


“Ik maak een sneetje in uw tandvlees, zodat ik bij het kaakbot kan, ik schrap eventueel nog wat weg om ruimte te maken. Dan boor ik van de zijkant naar de wortel en zal ik het wortelkanaal inkorten en schoonmaken. Als dat gebeurd is, leg ik een vullinkje, een beetje cement, om het kanaal goed af te sluiten en daarna hecht ik de boel weer dicht.”

Een eitje, zo te horen. De kaakchirurg wist wat hij moest doen; zijn stem klonk resoluut, hij verwachtte geen tegenspraak. Er viel ook weinig tegen te spreken, want ik lag intussen gestrekt op de behandelstoel, mijn lichaam voor het grootste gedeelte afgedekt met een groen operatielaken. Alleen ter hoogte van mijn mond en neus was een rond gat uitgespaard, ik kon nog net onder de rand doorkijken. Niet dat dit zin had, want de operatielamp stond oogverblindend fel. En daar ging het mes er in…

De scene had een hoog ER gehalte. Al was dit geen noodgeval, maar een ingreep op afspraak. De regelmatig terugkerende ‘pijn –en/of drukgevoelens in mijn rechterbovenkaak speelden al een tijdje. Omdat de ‘wortel’ van het euvel onder de brug zit/zat , kon de tandarts er niet bij, en moest de kaakchirurg uitkomst brengen. Eitje dus, wat hem betreft. Inderdaad had de vakman er maar 20 minuutjes voor nodig. Al voelt de ene minuut altijd langer dan de andere...

Het vervelendste was trouwens niet het snijden, niet het boren, en ook niet het cement storten en glad polijsten. Nee, echt lastig was de 2e prik. De 1e injectie is de voorverdoving, die ken ik wel. Maar de 2e spuit, als uppercut, die zag ik niet op die manier aankomen. “Deze is een beetje vervelend”, zei de kaakchirurg, en tegelijkertijd joeg hij de naald tot achter mijn huig. ‘Jautz! En ik proefde zelfs pijn, voor even, een smerig bittere smaak stierf weg op mijn gedrogeerde papillen.’ Die was raak!Ik herkende de voortekenen van een wegtrekkertje, en ik wilde in een reflex rechtop gaan zitten, maar dat vond de vakman geen goed idee. Sterker nog; hij liet de stoel juist verder achterwaarts hellen: mijn hoofd kam lager dan m’n knieën hoger. Goede ingreep, want het wegtrekkertje trok zelf weg. Tijd voor het echte werk, en in een geoefend een-tweetje met de ervaren OK assistente, klaarde kaakmans de klus.

Eer ik het wist stond ik aan de balie van de ziekenhuisapotheek te wachten op de een antibotiticakuur, met een folder over ‘nazorg bij kaakoperaties’in mijn achterzak. Volpraktische tips. Een zwelling kan optreden, dat is na 2 á 3 dagen wel weer weg. En over eten: de eerste 2 dagen rustig aan, en zeker geen zuivelproducten. Gepureerd voedsel is allicht handig, tipt de folder. Op de terugweg meteen een potje Olvarit gekocht.
Om de kans op zwelling te beperken is het zinvol om de eerste paar uur de verbouwde kaak te koelen met een ‘ice-pack’, kwartiertje op, 5 minuten af. Makkelijker gezegd dan gekoeld, zeker als je niet op de bank wilt gaan liggen, en waarom zou ik?
Het ging best zo. Na een kwartiertje gepionier met een geïmproviseerde ice-pack - ijs in een boterhamzakje - geef ik het op, ik gok er op dat het genoeg is om het zwellen binnen de perken te houden.
Ik hou het verder maar op een rantsoen van paracetamol en mijn kuurtje. En straks een boterham, zonder korstjes. En even flitst het door me heen, dit is een kijkje in de toekomst. Alvast een beetje oefenen voor later, in het verzorgingshuis. Levend op soft food. Al dan niet met een mond vol (eigen?) tanden…

9.26.2009

Pavlov of niet?

Eens in de zoveel tijd word je op straat aangesproken door een onbekende. Een vreemdeling die verdwaald is, een toerist die de Dom niet kan vinden. Terwijl hij de Dam bedoelt. Een enquêteur die je een proefverpakking smeerbeleg wil aansmeren, of een krant. Een activist die jouw handtekening wil tegen het verbod op neusgepulk in de publieke ruimte. (Het binnenste van je neus is volgens mijn privé ruimte, dus dat wordt nog interessant voor de rechtbank – maar dit terzijde.)
Het is allemaal een vorm van bedelen: om kennis, klandizie, morele steun, aandacht. Daarnaast heb je de ‘echte’ bedelaars, die vragen om een tastbare financiële bijdrage in hun strijd om het dagelijks bestaan. Of gewoon om eten.

Zo stapt op het Neude, in Utrecht, een grote neger op me af, pardon, een medemens met kennelijk Afrikaanse roots. Kop groter dan ik. Volle kop ook, maakt geen onverzorgde indruk. Mijn eerste reactie: toerist! Kennisbedelaar. Maar de onpeilbare strakke blik in zijn ogen spreekt anders. Een onderhuids gevoel van wantrouwen, dreiging bekruipt me. Hij zegt iets en met moeite versta ik twee Engelse woorden: Hungry, please? Hij gebaart om geld. Dat is de trigger voor mijn Pavlov waakhond. ‘No, Sorry.’ En ik loop door. Maar met elke stap die van hem vandaan loop groeit mijn ongemak. Waarom weer zo snel Nee gezegd. Waarom niet een eurootje toegeschoven. Of beter nog: één van mijn twee pakjes brood, die ik als lunch in mijn tas heb. Zou ik omdraaien? Hem confronteren met mijn wantrouwen? ‘Als je honger hebt, moet je brood vragen. Geen geld!’

Wantrouwen? Ja, want ik ken de verhalen. Dit was natuurlijk weer een beroepsbedelaar, die al dan niet bende-verband van stad tot stad trekken en zo een aardig onbelast inkomen bij elkaar bietst. Of: misschien was dit wel een gestoorde freak. Een gevluchte oorlogscrimineel uit Mozambique, met tientallen slachtoffers op z’n kerfstok! En had ie z’n mes nog altijd op zijn lijf verborgen.

Dus, ik luister naar Pavlov en loop verder. Maar de ontmoeting blijft me de hele dag achtervolgen. De lunch smaakt minder. Ik hou één pakje over. Op de terugweg kom ik langs een opvallende publieke straatprullenbak. Opvallend, vanwege een klein affiche, een gemeentelijke actie, om mensen aan te sporen de straat schoon te houden.
De creatieve geest heeft bedacht om de prullenbakken te laten ‘spreken’ via het affiche, en we lezen: “I’m Hungry. Please?”
Ik kijk verschrikt om me heen. Is dit doorgestoken kaart? Ben ik beet genomen in een candid-camera act? Een onderzoeksproject? Sociaal (wan)gedrag? En springt mijn medemens met kennelijk Afrikaanse root straks te voorschijn met een vernietigend oordeel over mijn gebrek aan meelevenheid? Ik gooi voor de zekerheid mijn overgeschoten lunchpakketje in de prullenbak. Misschien helpt het nog.
Pavlov, Af!

9.13.2009

IJSTIJD. Warm aanbevolen.

Het wordt kouder. Een nieuwe ijstijd staat voor de deur. Beweert een wetenschapper. Eindelijk eens een ander bericht, naast al die doemverhalen over de opwarming van de aarde, dat is al jaren een hot item. Een beetje tegenwicht kan dus geen kwaad, kwestie van een natuurlijk evenwicht.
Een ijstijd dus. Nou en? Het is om te beginnen een mooi woord, vind ik. Het roept een prettige associatie op: aan al die uren die ik in mijn leven mocht besteden aan het eten, pardon, genieten van ijsjes.
In mijn jongste kinderjaren waren het die ouderwetse waterijsjes die mij het water in de mond deden lopen. Vooral die dubbel-lollies, op twee houten stokjes. Heerlijk vond ik het om er met kracht op te zuigen, tot je alle vruchtensiroop eruit had gezogen en er geen smaak en kleur meer te bekennen was. Wat overbleef was een brokkelig en glazig ijs.
Dat ik zo ook het glazuur van mijn tanden zoog, kreeg ik pas later door, na consumptie van – een lage schatting – duizenden waterijsjes, waaronder ook raketten trouwens.

Later verschoof mijn smaak naar de zachtere ijssoorten – schepijs, roomijs, softijs. Ook uit die categorie behoort een klassieker tot mijn favoriete ijsjes top 3: het wafelijsje van Jamin. Twee flinterdunne koekjes, waartussen je het aan een kant met chocolade bedekte ijsplakje moet klemmen: geen hot dog, maar een cold dog.
Oh, dat verleidelijke breken van dat knisperige chocoladelaagje, het heerlijke zoet van de vanillesmaak (en suiker natuurlijk). Het was schaars hoogtepunt in je kinderleventje, als je een ijsje mocht kopen bij Jamin. Nu, ruim 40 jaar later, liggen ze met dozen vol in mijn diepvries. Maar nog steeds is er die magie, en beleef ik elk ijsje als een heerlijke ijstijd van pak ’m beet vijf minuten.

De ijstijd waar onze wetenschapper mee dreigt, is van een andere orde, en gaat volgens hem zeker een eeuw duren. En het begint al tussen nu en tien jaar, zegt hij. Prima, zeg ik, want dat betekent dat mijn 3e favoriete ijssoort weer vaker en ruimer beschikbaar zal zijn: natuurijs, om te schaatsen.
Weinig is mooier dan dansend op geslepen Noren te gaan over uitgestrekte vlakten van donker ijs, hard en glad. Samen met je kids. Belicht door een lage winterzon die een oranje baan over de ijsvloer legt. Genieten. Poezie. Puur natuur, dat is je ware. Mits je niet over een nacht ijs gaat, natuurlijk.
Afgelopen winter beleefden we al een voorproefje. Ineens was het even echt winter, in no-time vroren de Reeuwijkse plassen dicht (die liggen hier precies 1000 meter vandaan). En het wonder geschiedde: er kwam een officiële tocht. We hebben spontaan meegedaan met een groot deel van de familie, geoefend of (vooral)niet. Maar die 25 kilometer werd rond geschaatst, compleet met koek en zoopjes, stoerdoenerij en een klein beetje klunen. (Er staat een filmpje op you tube.)
Het plezier en de saamhorigheid stralen er vanaf. Dat is een van de bijkomende voordelen van een ijstijd: het maakt mensen warmer, de contacten menselijker.
IJstijd? Om met Maurice de Hond te spreken: ik zeg ‘Doen!’ (Warm aanbevolen)

(Noot: klik op de foto's voor groter beeld.)

8.31.2009

Worteltrekken & kroongetuigen


Mijn gebit is een gebed zonder einde. Ik had geen slechte jeugd, maar een knarsend slecht gebit. Ik had al kiespijn voor mijn eerste melktandje doorbrak, en áfbrak. Met dank aan de gebrekkige tandzorg van de jaren ’50, begin jaren ’60. Er was nauwelijks dentaal bewustzijn; het besef dat dagelijks poetsen en vooral niet snoepen, een hele hap ellende kan voorkomen, is in mijn kleutertijd nooit ingedaald. De sporadische originele elementen die ik nog koester, zijn de over-gerestaureerde kroongetuigen van mijn dentale jeugdleed.

Cognacwatten
Kiespijn. Menig feestje werd er door verknald. Menig slapeloze nacht doorwaakte ik wanhopig met knallend-kloppende kaken. Eén keer verdoofde ik de pijn met watten gedrenkt in cognac. De cognac hielp pas toen ik de watten achterwege liet. De volgende morgen beleefde ik mijn eerste medisch geïndiceerde kater. Ik had een hoofd als een overleden olifant, ook om te zien, want mijn moeder verstijfde in haar opgewekt bedoelde wake-up call toen mijn bonkende kop boven de lakens stak. Zij zag nog maar één kant van het gezicht, de andere kant was zo bol was als een te hard opgeblazen strandbal. Geen neusgat of oog meer te zien aan die zijde. ‘Goedemor… Wat heb jij, in godsnaam!?’
En natuurlijk in het weekend. Maar moeders wist van doorpakken. Binnen 1,5 uur lag ik bij een noodtandarts in de stoel. Ervaren man, maar zelfs hij schrok even. Hij sneed het abces open zonder verdoving ; ik voelde toch niets meer. Een week later werd het probleem tot op de wortels schoon geschraapt door een kaakchirurg. Het zou niet de laatste keer zijn.
Mijn jeugd in één zin: 'Ik had geen kiespijn, ik wás kiespijn.’

Gebroken nek
Dat mijn broertje tussen al dat kiespijn tirannie een keertje zijn nek brak, was natuurlijk ook vervelend, maar hij had - en heeft nog steeds - een goed gebit. En met die nek is ook het helemaal goed gekomen. Maar mijn gebit werd steeds minder. De schooltandarts kon het verval al niet keren; men krabbelde en kraste maar wat rond in mijn mond met die glimmende tandhaken en spiegels. Als je geen kiespijn had, dan kreeg je het wel na zo’n controle.
En dan de militaire tandarts die mijn gebit moest keuren, op mijn 19e, toen ik mij meldde als dienstplichtig militair. Hij hield er zo zijn eigen aanpak op na. Dacht dat ie in oorlogsgebied moest opereren. Het ging snel en onpersoonlijk, je was geen naam, maar een nummer. Bij het minste vermoeden van een toekomstig gaatje of probleem, trok hij de tand of kies preventief. Zonder verdoving, maar dat kan ik er achteraf hebben bij verzonnen hebben, om het dramatisch effect te verhogen. Niet verzonnen is dat ik 5 minuten later twee kiezen minder had om te poetsen. Had een goede schadeclaim ingezeten, als een straatadvocaat daar zijn tanden in had willen zetten.

Bruggen
In mijn studietijd startte een meerjarig restauratieplan om mijn verzwakte gebit zo lang mogelijk te beschermen tegen het verval. Ik was welkom als oefenpatiënt voor tandartsen in opleiding. Dat je soms drie weken verder was, voor er een simpel vullinkje in zat, nam je op de koop toe. Het gebeurde goed en voor niets, danwel tegen materiaalkosten bij kroon of brug. En bruggen bouwen konden ze daar in Groningen. Een van de twee bruggen is pas na 35 jaar losgekomen. De tweede brug – 5-delig! - zit er nog heel stevig in.
Maar goed, waarom dit dentale retrospectief? Waarom deze overpeinzingen? Wel, daar had ik vanmorgen alle tijd voor toen ik 1,5 uur liggend te gast was in de tandartsstoel. Nummer één van een serie behandelafspraken die moeten uitmonden in de plaatsing van een nieuwe 3-delige brug. Ter vervanging van een spontane, zichzelf trekkende kroon.

Want hoewel ik de laatste 20 jaar goede reguliere tandartszorg heb, is het een verloren strijd.
Zoals de duinrand stukje bij stukje ten prooi valt aan de knabbelende zee, zo heeft mijn gebit ook steeds meer terrein prijsgegeven. Gelukkig heb ik in de jaren de nodige voorzieningen kunnen en mogen laten uitvoeren, zodat het van de buitenkant aardig lijkt. Maar ik weet wel beter.
Ik ben nu weer met neus op mijn (gevoelige) gebit gedrukt. Mijn gebit ontkomt niet aan de tand des tijds.

(Tip: klik op de foto voor vergroting)

8.24.2009

Media Alarm


Het zijn spannende tijden. En niet alleen omdat de scholen weer zijn begonnen; natuurlijk best spannend als je voor je het eerst naar de basis moet, de eerste prille stap op weg naar een prachtige toekomst. Mogen we hopen, tenminste, want de gevaren onderweg zijn niet gering. En niet alleen de gevaren op weg naar school, zoals de stoplicht-terrorisme, en de grote boze verdwijntruc van Hans Klok met zijn dode hoek.
Nee, er dreigt voor iedereen gevaar, in kleine en grote hoekjes. Dit jaar zelfs massaal: de Mexicaanse griep, mensen, pas op voor de Mexicaanse griep!
Hij komt er aan, dat wil zeggen, tenminste, onder voorbehoud, dat het niet beperkt blijft tot een keertje zachtjes niezen. Maar nies dan wel netjes onder je oksel.

Tot zover valt het nog wel mee met Griep Alarm. Zitten we alleen nog met 40 miljoen doseringen Tamiflu. Iemand nog een feestje binnenkort? Deze fijne partydrug Is tegen elk aannemelijk bod verkrijgbaar op marktplaats.nl, Zoekcode Klink. Is een reuze milde griep dus, een watje, vergeleken met Hong Kong variant. We hebben er weinig last van: sterker nog, we lijken vitaler dan ooit, want ook de Q koorts kreeg ons er niet onder. (Q Koorts Alarm).
Maar misschien is het wachten tot die twee virussen elkaar vinden? Q koorts meets Mexicaan. Dan krijgen we een verrassende variant: de Mexi-Qu-koorts.
Dus hou toch nog maar even vast die Tamiflu voorraad.

En er zijn nog meer dreigingen. Moeder natuur wil ons, de verwoestende mens, nou eindelijk ook wel eens een keertje terugpakken. Een lesje leren. Hittegolf zus, (Zonne Alarm!) Orkaantje hier, waterslurfje daar, (StormBal Alarm), zeer heftige donderbuien, met hagelsteen zo groot als Jeu de Boules ballen. (Weer Alarm! Blijf vooral binnen en zeker niet terugkoppen. Maar het viel weer mee, het weer. We hebben gewoon een mooie zomer, niet zeuren dus.

De vraag is natuurlijk: is nu echt zo heftig en gevaarlijk in deze tijden, of máken we elkaar een beetje gek. Beter gezegd, maken de media, zichzelf en daarmee ook ons een beetje gek. Ze kakelen elkaar na, onbekende deskundigen spoeden zich deskundig van de ene talkshow naar de andere actualiteiten rubriek. En het is net als het spel met de telefoonlijn, waarbij je elkaar een boodschap moet doorfluisteren: het verhaal wordt steeds gekker, steeds wilder, en wat er uitkomt aan het eind, heeft niets meer te maken met wat er in ging bij het begin. (Net als worst, maar dit terzijde…)

Dat principe dus. En dat gebeurt toch wel erg vaak de laatste tijd. Dat is misschien wel het grootste gevaar, al onrustzaaiende ‘hypes’ waar we aan worden blootgesteld. Het is hoog tijd voor een Media-Alarm!

Tip: klik op de foto voor een grotere afbeelding.

8.05.2009

HomoKineet

Volgens taalonderzoekers heb je als modaal mens een woordenschat van circa 3500 a 5000 woorden paraat voor dagelijks gebruik. Ik heb het voor mij persoonlijk nog niet nageteld, maar ik vertrouw op de deskundigen. Het totaal aantal bestaande woorden is natuurlijk vele malen groter, zoals een blik op de dikke Van Dale ons leert. Dat zijn al gauw tienduizenden, ja honderdduizendenden woorden?

Het grootste deel van de bestaande woorden ken ik niet. Om nog maar niet te spreken van het aantal nog niet bestaande woorden, maar die wel heel goed passen qua klank en opbouw. Dulter, bijvoorbeeld. Of Knilpo. Of apenruuf.

Hoe dan ook. De dagelijkse persoonlijke woordenschat is een fractie van de onuitputtelijke totale woordenschat – die trouwens net als het heelal steeds meer uitdijt.Het is dus niet gek als je zo af en toe een vreemd, voor jou nieuw, onbekend woord tegenkomt. Ook al bestaat het al heel lang.

Homokineet bijvoorbeeld. Homo wat? Kineet! Het zal bepaalde vaklieden bekend in de oren klinken, maar ik had er in geval nog nooit van gehoord. Gelukkig ben ik onlangs bijgepraat door de eigenaar van het garagebedrijf waar onze auto in onderhoud is.

Hij vertelde het me via de telefoon, tijdens de diagnose van een defect: “De homokineet is aan één kant kapot. Daardoor gaat je auto trillen en wordt moeilijk bestuurbaar. Het is een soort scharnier-mechaniek, een koppelstuk in het aandrijfsysteem…."
Tja, er moet een nieuwe in, een nieuwe homokineet dus.

Nu wist ik nog niet goed wat het was, maar wel wat het kost: rond de 500 euro! Dure jongen, die homokineet.' Maar wat moet, dat moet. Er slingert al genoeg onbetrouwbaar spul over ’s heren wegen.
500 honderd euro. Maar dan heb je ook wat: een mooi woord erbij in je woordenschat. Ik was meteen gecharmeerd. Homokineet.

Gelukkig heb ik er nu ook een beeld bij. De garagehouder liet me bij het ophalen van de auto de defecte homokineet zien. Een indrukwekkend staaltje technisch vernuft, dat was duidelijk. En ook dat het vernuft aan één kant zijn beste tijd gehad had. De sporen van een woest of roekeloos leven? Of gewoon slijtage, pech. Kan gebeuren. Maar het zag er zeker niet uit als een gezonde homokineet. Dat kon ik zelfs zien, als leek.

Zoals de man het apparaat in de hand hield, leek het trouwens wel een hand-halter, voor krachttraining. En ineens moest ik denken aan de Gay Parade, die net voorbij is. Een idee voor volgend jaar: een als garagewerkplaats vermomde boot met daarop een aantal stoere binken en power-girlz, die op de maat van een stevige beat, met elke hand een homokineet heffen.
Niet dat ik er zelf wat mee heb, maar alleen omdat het zo'n mooi woord is. HomoKineet...

Tip: klik op de foto's voor een grotere afbeelding.

7.25.2009

Fietsie Foetsie Terug !

Het prijskaartje van het dagje Amsterdam kan weer naar beneden worden bijgesteld.
De gestolen fiets is terug! Opgespoord door eega zelf. Met een scherp oog patrouilleerde zij nog even - voor het boodschappen doen - in de omgeving van Station Goverwelle. En ja hoor! In een steegje tussen twee flats, stond het corpus delictus tegen de muur geparkeerd. Al was er even enige twijfel, want de nieuwe fietstassen waren er van af. Was het dan toch een tweelingfiets? En hij stond op slot! Eega had haar sleutel bij zich en die paste als een missing link. Met vertrouwde klik sprong het slot open. De hoes van het geintegreerde kettingslot bleek wel wel beschadigd, al is niet duidelijk wat daarvan de bedoeling kan zijn geweest. Net zo min als duidelijk is waarom de diefstal niet verder is doorgevoerd. Ik bedoel de fiets stond hemelsbreed 100 meter van de plaats van vermissing.

Wat overeind blijft is het verhaal van de Moedersleutel. Want de fiets moet van slot zijn geweest om hem van de andere fiets te kunnen loskrijgen, zonder knip en breekwerk.
Maar goed, da's van minder zorg. Voor nu overheerst de vreugde om de terugkeer van de verloren gewaande fiets. En: nu kunnen we toch nog een weekje er tussenuit, qua budget.
What a difference a bike make, zeg maar..:)

7.24.2009

Moedersleutel


Typisch zo’n dag dat het leven een stuk duurder uitpakt dan gepland. Een dagje Amsterdam voor een bezoekje aan de Hermitage aan de Amstel. We kiezen voor het openbaar vervoer, in combinatie met een stukje fietsen van huis naar station Gouda Goverwelle. (En weer terug natuurlijk).In Amsterdam doen we het deels lopend, deels met de tram/bus.

De dalurenjaarkaart maakt die keuze makkelijk, zeker in combinatie met het schreeuwend hoge parkeertarief in Amsterdam (de hoogste ter wereld?). Als je al een plekje kunt vinden.
De trein dus: retourtje voor twee personen, tweede klas, á 40% korting = 20,80.
In Amsterdam een strippenkaart aangeschaft á 7,90 en twee broodjes plus flesje water, samen voor 7,50, brengt de totale kosten op 36,20, want de toegang tot de Hermitage is gratis: cadeautje van de Bankgiroloterij. (We winnen anders nooit wat )
Voordelig uitje? Helaas, bij thuiskomst staat de teller op 636,20 euro!

Hoe kan dat? De fiets van mijn eega blijkt gestolen! Was net uit de verzekering! Gejat, terwijl hij nota bene met een kettingslot vast zat aan mijn fiets. En: geen sporen van braak. Rarara? Dat raadsel wordt opgelost als we geïrriteerd verslag doen als we boodschappen doen in het winkelcentrum. Een bekende weet te vertellen dat één van haar klanten die ochtend de politie had gebeld om te melden dat twee jongens, niet voor de eerste keer, verdacht rondscharrelden bij de openbare fietsenstalling van Goverwelle. (Vanuit haar appartement aan het stationsplein heeft zijn goed zicht op het station en de stalling.)
De goede kennis zelf vertelde dat een paar maanden geleden haar fiets op dezelfde wijze was verdwenen. Het gerucht gaat – en lijkt er ernstig op dat het klopt – dat de betreffende fietsenjatters werken met een moedersleutel, die past op alle niet te geavanceerde fietssloten. Het schijnt dus al langer te spelen. Ik denk ineens weer aan die man, een paar weken geleden, die verdwaasd rondliep in de fietsenstalling, toen met de trein terugkwam uit Utrecht. Alsof hij niet meer wist waar hij zijn fiets ‘s morgens had geparkeerd. Maar die was dus ook gestolen. En nu waren wij aan de beurt.

Observatie: je wordt er niet blij van! Sterker nog, er golft een oerwoede door je lijf, van de wraakzoekende Neanderthaler die in ons allen voortleeft. Je ziet in gedachten hoe het de onrechtmatige gebruiker van jouw fiets vergaat: het stuur breekt spontaan af, hij davert languit op straat, zodanig neerkomend dat zijn gebit op de stoeprand versplintert. En – toegift - door de val schiet ook het zadel los en als door een onmogelijk toeval priemt de kale zadelpen stevig in zijn endeldarm. Foei! Shame on Me! Maar het zal niet, want het is een goede fiets. En bovendien gun je het je ergste vijanden niet. Je moet er niet aan denken, hoewel, even dan. Met als toegift dat die moedersleutel in zijn neusgat schiet en er nooit meer uit wil.
Zo, primitieve reactie, maar het lucht wel op. Natuurlijk sta je er boven. Neem je verlies, en laat het je dag niet verder verstieren. Is de vraag wat ik doe, als ik de fiets met fietser één dezer dagen tegenkom. Ben zelf ook heel benieuwd. Ik zou zeggen lees de krant.

In de boekenwinkel koop ik – ter symbolische afronding en steun voor mijn eega om het verlies een plek te geven, een pas uitgekomen en geprezen boek van Dirk Jan Roeleven:
‘De Nieuwe Fiets.’ Tja.. het leven gaat door.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
(C) fotografie: Eduard van der Harst

6.30.2009

Tienen

Tienen. Je doet het met z’n vieren. Of met z’n vijven, dat kan ook. Tienen is een voetbal-behendigheidsspelletje. Wat je nodig hebt is een bal, in elk geval één doeltje en een klein speelveldje. Van die Cruyff-achtige veldjes die je in jonge nieuwbouwwijken tegenkomt: 20 bij 40 meter gravel, hek erom, twee doeltjes – liefst van duurzaam, hufterproef materiaal - en de jeugd kan zich uitleven.

Nou ja, jeugd, ook als 55-plusser tien ik regelmatig. Dat doen we dan meestal met z’n vieren, soms met z’n vijven. Waarbij de andere tien-teamgenoten allemaal nog (ruim) onder de dertig zijn. Niet zomaar een tien-team: ik doe het samen met mijn drie zoons - S, J en E - en de vanaf de basisschool meegegroeide huisvriend D. Zij zorgen ervoor dat ik me één tot anderhalf uur een stuk jonger voel en gedraag dan mijn ware leeftijd. We doen het al jaren en met plezier.

Maar, hoe gaat het tienen nu in z’n werk? Het is het de bedoeling om elkaar de bal toe te spelen, zonder dat deze de grond raakt, gezamenlijk hooghouden en dan afronden op het doel. Dus  de bal niet eerst op de grond komen als je op het doel schiet of kopt; want je koppie gebruiken, dat mag ook.

Het doel wordt verdedigd door een tijdelijke keeper, die willekeurig is aangewezen. Iedereen die mee-tient, moet bij toerbeurt keepen. Je beurt wordt bepaald door het resultaat van je doelpoging: als je naast schiet, of over, of zodanig dat de keeper de bal kan vangen, moet jij gaan keepen. En de ex-keeper gaat weer in het veld als speler. En zo rouleert het al naar gelang het succes van de doelpogingen.

Maar goed: tienen, waar slaat die naam eigenlijk op? Niet omdat je het met z’n vieren, soms met z’n vijven doet, dat is duidelijk. Het zit als volgt: iedere deelnemer start met tien punten, dat is de officiële regel. Die punten kun je verliezen, namelijk als je keept. Elke keer dat je een doelpunt doorlaat, gaat er een punt af. En als je nul punten hebt, ben je uitgeschakeld, sta je buitenspel. Wie het langst in het spel blijft. is de kampioen! Die regels dwingen je om én goed te keepen, én goed te scoren.
Wij vinden het ook zonder aftellen leuk om te tienen. Niet minder fanatiek. Zo doen wij het al jaren: zo goed mogelijk proberen te keepen en zo mooi mogelijk proberen te scoren, met fraaie combinaties en acrobatische acties, waarbij je wel eens boven je macht grijpt en genadeloos op je gat glijdt. Maar dat hoort erbij. En de sportieve lol is er niet minder om.

Sterker nog: eenmaal aan het tienen, ben ik bevrijd van het continue zeurende besef dat ik als 55 plusser al jaren serieus aan het aftellen ben. Je begint bij je geboorte met een (onbekend) aantal dagen, en elke dag is er een die er af gaat.
Of zal ik zeggen: weer eentje die ik erbij kan tellen.Positiever.

En zolang ik nog wekelijks de vaardigheid kan bijhouden om welke ballen dan ook hoog te houden, hoop ik nog heel wat dagen en jaren erbij te kunnen scoren! En reken maar dat het voluit genieten is als je zoons vragen, ‘Pa, kom je buiten spelen!?’ (Dat het ook leuk is om met je dochter hard te lopen, daarover een andere keer...:) )

Wie ons tien-team in actie wil zien, kan terecht op http://www.youtube.com/watch?v=CLbPcKnfjG0&feature=channel

6.21.2009

Vaderdag Cum Laude


Het was me het weekje wel. Een bewogen weekje, of beter: weken. Niet alleen vanwege de totale renovatie van onze straat de afgelopen maanden, en in het verlengde daarvan de totale renovatie van onze voortuin, en - waarom ook niet - meteen ook de achtertuin.
Maar vooral spannend waren de examenperikelen van dochterlief. Om een lang verhaal een successtory te maken: Yes she can!! Onze miss in haar missie geslaagd: het eindexamen in ruime mate behaald, de doelstelling – 8 gemiddeld – ruim binnengesleept. Een formele Cum Laude, wat ons betreft! Een van de drie op haar school. Niet dat het daar om gaat, maar het voelt wel prettig. Ook voor ons, trotse ouders. Belangrijkste is dat zij zo voor zichzelf de weg heeft vrijgemaakt om te beginnen aan de studie van haar voorkeur in de stad van haar voorkeur: geneeskunde in Utrecht. De Domstad is gewaarschuwd: na Jeroen, Sander, Eduard en ondergetekende, wordt Karin de 5e Van der Harst die de Utrechtse poorten binnentrekt.

De officiële examenuitslag-middag was nog even spannend: – na 2 uur lang vergeefs wachten op het verlossende telefoontje van school, want de hoorn lag er enige tijd af? – zelf maar gebeld. Haar klassenmentor fluisterde één voor één de cijfers in het oor, haar gezicht was een film van emoties, en toen zij wist dat het gelukt was: ging ze helemaal door het lint.
Mooi foto moment. Daarna gaat het hele traject gepaard met de nodige rituelen: een Felicitaart met foto-print, zelfgemaakte kaarten en natuurlijk de vlag met wimpel en schooltas. Blijft een vrolijk gezicht, en een beetje melancholie, want Karin is de laatste van de vier, het kwartet is vol!

Voor mij als trotse vader, was dit voor mij een vooruitgeschoven Vaderdag cadeau, een bijzonder cadeau. Ook het uurtje sporten met de zoons, en het boek van vrouwlief en de toiletartikelen zijn natuurlijk welkome vaderdag-gifts. Waarbij ik zelf ook nog de rol van zoon heb te vervullen naar mijn vader toe. Zondag ochtend op de koffie even langs om een gepaste fles jenever met leuke glaasjes te schenken. Altijd welkom, altijd zinvol. Onderweg in de auto, horen we op de radio over een onderzoek waaruit blijkt dat vaders toch het meeste plezier beleven met een zelfgemaakt cadeautje. Een knutselwerkje dat op school is gemaakt, onder leiding van de bezielende handwerkleerkracht. Een zelfgemaakte tekening.
Ik kan dat beamen, want met vier kinderen, heb ik een kast vol bewaarde vaderdag kunstwerken, ontroerend goed (bedoeld), dat gooi je niet weg, toch.

Het brengt me op een idee. Bij mijn ouders aangekomen, duik ik de hobbykamer van moeders in, en flans met een simpele stift een kinderlijke tekening in elkaar: een boot op zee, voor de kust van Scheveningen, een vuurtoren, een tafeltje met een fles jenever. Snelle schetsen, uit het hart, en met de mooiste kinderletters die ik kan produceren schrijf ik op de tekening: Voor Papa! (Je zult zo’n tekening maar krijgen, van je 55 jarige zoon :) )

Maar zie: mijn vader, de krasse knar, vond het geweldig. En moeders lag in een deuk.
Missie geslaagd. Vaderdag Cum Laude.

6.14.2009

Genuten, het betere Genieten

Raar woord eigenlijk, als je er even bij stilstaat: genieten. Ergens van genieten, kunnen genieten. Een film bijvoorbeeld, een boek, gerecht, artiest, man, wijn, vrouw enzovoort.

Maar wat is genieten nu eigenlijk? Een staat van intens geluksbesef? Een gevoel van innerlijke harmonie? Een dajalama ervaring? Het is best lastig te omschrijven.
Sterker nog, het is vaak ook lastig om echt in praktijk te brengen. Veel mensen kunnen maar moeilijk echt genieten van zaken waarvan je toch zou móeten genieten. Maar dat lukt dan niet omdat ze er op te weinig voor openstaan, omdat er zaken zijn die afleiden: de zorgen van gisteren, de zorgen voor morgen, gedachten aan de dingen die je nog moet doen, of dingen die je toch verkeerd hebt gedaan. Dat soort gedachten ontneemt de focus op het hier en nu en verduistert menig genietmoment. Daar heb je dan achteraf weer spijt over: waarom heb ik er niet wat meer van genoten, waarom heb ik het moment voorbij laten gaan. Zo gaat het al gauw van kwaad tot zuurpruim (en dampt het woord genieten in tot NIET).
Ik spreek uit ervaring, ik heb er aanleg voor. Maar: ik ben er klaar mee. Ik heb besloten om genietmomenten voortaan ook daadwerkelijk te genieten, ten volle én op het moment zelf (zoveel mogelijk). Om mijzelf dat aan te leren, te programmeren, noem ik het vanaf nu: GeNUten. Een nieuw woord, of beter, een werkwoord, want je moet er wel wat voor doen (en laten). Niet zeuren, niet piekeren, maar open staan voor het nu: geNUten, het betere genieten. Dat helpt - denk en hoop ik - bovendien om sterker te staan op momenten dat er niets te genieten /genuten valt: bij de tandarts bijvoorbeeld (hoewel, die bevallige assistente?), of in de file (hoewel, die fijne jazzmuziek tussen de verkeersmeldingen door?).

Als gezegd, je moet er wat voor doen. Dat vul ik in als volgt. Ik heb me zelf opdracht gegeven, om elke dag minstens één genietmoment te benoemen. En dat gaat me makkelijker af dan ik dacht. Een paar voorbeelden heb ik zelfs op de foto kunnen zetten. Zoals de knap houtgesneden visarend – in één stuk – uit een overgebleven eikenstam, zomaar ergens langs de Vlist. Of het mooie zwanentafereel bij ons in het park: pa, ma en een koddig kwartet. Wat me dan weer deed me denken aan mijn eigen gezin. En daarmee waren we onlangs een weekend uit in Cochem, inclusief aanhang. Gezellig samenzijn, goede gesprekken, een goed glas, wandelen en als klap op de gezelligheid: een partijtje afslaan op de Driving range van het Golf resort. Met elkaar ruim 750 balletjes het gras op meppen, al dan niet in de perfecte golfswing, maar knetter-gezellig.
Dat ik er een voor een week lang een ernstig verkrampte nekspier aan over hield, een golf-nek, dat heb ik er graag voor over. (Misschien wel mijn straf omdat ik een balletje als souvenir heb geleend.) maar verder: was het volop geNUten.

5.17.2009

Getallentalent

Cijfers en letters. Dat zijn de bouwstenen waarmee we ons leven wat proberen te ordenen. Cijfers geven de maat der dingen. Letters geven zo goed als het gaat betekenis. Al dan niet gecombineerd natuurlijk, want getallen en cijfers vertellen verhalen. De marathon lopen (42 km en 162 m) in 3 uur en 40 minuten; is het verhaal van mijn broer, die dit laatst presteerde als 50 plusser, en daar mag ie trots op zijn! Of in een weekend 700 klinkers a 1,3 kilo, die je minstens één keer in de hand hebt: het verhaal van stukje zelf bestraten a 1000 kilo.. (ben ik ook een beetje trots op).

Toch heb ik meer met letters dan met cijfers. Ik heb zeker geen talent voor cijfers als het gaat om boekhouden, terwijl ik daar als kleine zelfstandige toch ernstig mee te maken heb. Maar nee, geen talent, of het moet zijn dat ik me op dat vlak soms een grote nul voel.

Boekhoudcijfers en het hele fiscale verhaal, daar ligt mijn talent bepaald niet. Ik heb veel meer met letters. Daar heb ik grip op, daar kan ik mee jongleren, combineren, mooie zinnen maken. Ik kan er gevoelens in verpakken, creatief mee spelen, nieuwe woorden maken, zoals ‘GetallenTalent’. Ik heb dat talent niet, maar het woord is mooi. Omdat het ‘lekker bekt’, in klank en ritme. Als je het blijft herhalen ontstaat een fijne cadans, alsof je een stoomtrein nadoet: GetallenTalent>GetallenTalent>GetallenTalent> WHOE WHOE! (= de stoomfluit).

Dat Getallentalent mij ontbreekt, voelde ik bij de bespreking van het jongste jaarresultaat van mijn bescheiden eenmanszaak (ik verkoop letterproducten). De boekhouder had zijn best gedaan om mijn inspanningen van 2008 te vertalen in overzichtelijke kolommen met getallen en cijfers: winst- en verlies, inhoudingen, onttrekkingen, kort- en langlopende schulden, liquide middelen, reserveringen, solvabiliteit, en meer van die termen die samen een mistig doolhof vormen: de fiscale wetgeving. Ik krijg het altijd benauwd, mijn bewustzijn versmalt, ik zie door de cijfers geen getallen meer, laat staan betekenis.

Waar ik echt bij afhaak, zijn die onbegrijpelijke regeltjes en uitzonderingen op die en weer andere regeltjes, die bepalen tot in tienden van procenten of ergens iets bij mag of af moet, of iets in box 1 meetelt, of beter in box 2 kan worden afgetrokken. En die volkomen willekeurige schijven, voor aftrek en bijtelling en ga maar door. De boekhouder leest zijn werk tegen beter weten in voor, maar ik sluimer weg in een duister hoekje van de doolhof.

Ik ontwaak weer als hij toe is aan de ‘clou’. Dan krijgt het weer betekenis: of ik belasting moet bijbetalen, of juist iets terugkrijg? Welnu: voor het eerst sinds vele jaren, betaalt de fiscus terug. Hoera !? Nee, dat is te vroeg gejuicht. Want het getal van de teruggave komt zo goed als overeen met de kosten van de boekhouder. Weer voel ik me de nul (een ‘n’ dus). Ik neem me voor het van af te schrijven; bij deze…

Over getallen gesproken, nog even als toegift een filmpje dat ik kreeg doorgemaild van een goede kennis. Ook over cijfers en getallen, op indrukwekkende wijze betekenis aan de razendsnelle ontwikkelingen in onze wereld. Too Much information! Maar wel boeiend.

Did you know? Op http://www.youtube.com/watch?v=UIDLIwlzkgY

4.19.2009

Het Zwitserleven-gevoel


Daar leef je dan, als 55 plusser. Een behoorlijk eind op weg richting de eindstreep van je loopbaan. Nog een paar bochten, misschien nog een venijnig klimmetje, maar dan lonkt in de verte, over de volle breedte van de baan, de banier met het woord ‘Finish’.
Je ziet de klok al voor je met de doortikkende tijd, niet in uren en seconden, maar in jaren: 62, 63, 64…. Met 65 zou je binnen moeten zijn, volgens je persoonlijke schema. Juichend verwelkomd over de eindstreep, liefdevol opgevangen in een warme deken van het Zwitserleven-gevoel. (Deze levensmarathon is mede mogelijk gemaakt door...)

Niets staat een mooie oude dag meer in de weg. Hoezo, Oude Dag? Derde Jeugd toch zeker!? Je behoort immers tot de generatie die veel langer fit en vitaal blijft, en veel ouder wordt? Je hebt ervoor gewerkt om nog flink wat jaren te kunnen genieten. Onbezorgd!
Je hebt wat financiële zekerheden opgebouwd, die je onderweg kreeg aangesmeerd, bij de diverse Koek&Zoopie posten langs de route...

Het Zwitserleven-gevoel. Reizen door de Sahara op een kameel. Dobberen op een azuurblauwe lagune bij de Maladiven (stond hier toch bijna Maladieven.) Step-sleeën achter een roedel Husky’s over de Noordpool. Camper-Cruising door de Canadese natuur. Het Zwitserleven-gevoel. Tja, I had a dream. We lezen de voorwaarden er nog eens op na:

In het verleden betaalde premies, vooraf ingehouden kosten en rijkelijke provisies voor (on)afhankelijke tussenpersonen, egocentrische aandeelhouders en graaiende topbestuurders vormen geen garantie voor toekomstige uitkeringen. Al helemaal niet voor de verwezenlijking van het persoonlijke Zwitserleven-gevoel. Wel voelt u als eerste de tegenvallers en als laatste de meevallers.
Zie daar het verdienmodel van de financiële dienstverlening: de paraplu die je mag lenen, maar moet inleveren als het gaat regenen… Met dank ook aan het onnavolgbare overheidsbeleid, dat al helemaal geen garanties biedt voor wat dan ook. In elk geval niet als je kleine zelfstandige bent. Maar weer wel als je een bank bent, die door ondeskundig, onverantwoord en onethisch handelen dreigt te kapseizen. Dan werpt de overheid een royale reddingsboei toe, ten koste van ….) De financiële Titanic loopt op een Gouden ijsberg, en maakt in plaats van geld, water. Vrouwen en kinderen eerst? Jazeker, maar ná de elite passagiers.

Toegegeven, dit klinkt wat ongenuanceerd, als praten in je eigen straatje, maar het gevoel moet even gelucht. Want deze week viel het Zwitserleven-gevoel met een klap op de mat: het jaaroverzicht met de waarde-ontwikkeling van de beleggingshypotheek. Die is nu 10 jaar onderweg, er is nog 10 jaar te gaan. Destijds warm aanbevolen, met staalblauwe ogen: ‘Dat is echt iets voor u, heb ik zelf ook, fantastisch, gouden bergen ..’ Die ijsberg dus.

Natuurlijk, zelf getekend, zelf ingestapt, bij vol verstand ja gezegd, eigen schuld dikke bult. Maar toch…Zo’n overzicht roept een totaal ander Zwitserleven-gevoel op. Zeker als je de vooruitzichten van 10 jaar geleden er naast legt. Volgens het meest optimistische scenario, waren we nu al ruimschoots op koers, met een vette bonus. Volgens een meer reëel scenario - dat vond ‘staalblauw oog’ destijds ook - zouden we nu gezond op schema liggen. Zelfs het tegenvallende scenario – hij stipte het heel even aan – zou toch nog een steentje kunnen bijdragen aan het bereiken van het doel.
Maar zie: we liggen zelfs ruimschoots achter op dat laatste scenario. De waarde is in 2008 zelfs met 25% teruggelopen, in plaats van doorgegroeid. Geen bijgedragen steentjes, maar opgebroken straten op de route.

Geluk bij een ongeluk: we worden stukken ouder en kunnen nog veel langer doorwerken.
En het Finish doek wordt kleiner, schuift naar achter. Mijn Zwitserleven gevoel zegt dat het schema nu mikt op 70, minimaal. En of er dan nog een warme deken op je wacht? Als het meezit, staat er een rollator aan de finish…
Een tegeltjeswijsheid biedt houvast: ‘Niet het bereiken is het doel van de reis, maar het onderweg zijn.’ Desnoods leg je zelf je straatje.

(Met dank aan buurman Gerard voor de de toepasselijke sfeerfoto:) Zie ook: http:/www.stoneageimages.com )

4.05.2009

Ouderdomsvlekken


Het is zover: 55: zondag 5 april 2009 was mijn verjaardag. Vijf keer het dwazengetal 11. Moet niet dwazer worden, of juist wel natuurlijk, 6x11, 7x11… 77, een leeftijd die volgens de statistieken een reële verwachting is, tegen die tijd is het 2031.
Maar statistieken zeggen niets over het onvoorspelbare toeval waar je als individu mee te leven hebt. Het is maar net hoe je dobbelsteen valt op het Ganzenbord van het Bestaan. Één foute afslag, één eigenwijs stolseltje, één fundamentalist met zelfontsteking terwijl jij net passeert, en je zit de put.
Ik bedoel: een dobbelsteen heeft 21 ogen, maar het lot is stekeblind.

Het is trouwens 4 x het dwazengetal geleden dat ik 11 was. Rond die leeftijd begon het tot me door te dringen: niemand heeft het eeuwige leven, zelfs ik niet. Het besef dat je op enig moment het eindpunt bereikt, viel als een zwarte deken over mijn zorgeloze kind-zijn. Sterker nog: ik wist ook zeker dat ik niet eens oud zou worden. En al helemaal geen 55. Ik hield het, met een puberaal talent voor drama, op 20. Maar die verjaardag leefde ik voorbij, en deed het verder af met een grapje: ik leef sindsdien in blessuretijd. Nu al 35 jaar dus. Overigens is het zo dat wij onze leeftijd pas achteraf toekennen; je bent pas 1, als je het eerste jaar bent doorgekomen. Dus feitelijk ben ik nu alweer bezig aan mijn 56e jaar. Zo gaat het hard!

Daarmee behoor ik, hoera! – tot alweer een erkende marketing-doelgroep. Ik word ineens van alle kanten aangesproken, als 55 plusser. Zoals de uitnodiging van het plaatselijke Filmhuis om mee te doen aan een gezellig filmontbijt speciaal voor 55 plussers. Ontbijten, netwerken en een toepasselijke film kijken: Young&Heart, een docu-movie over een bejaardenkoor, dat zich populair zingt met serieuze pop- en rocknummers. Leek mij wel een goede start van mijn 56e levensjaar, maar mijn lief- en ouderenleed delende eega, is nog niet zover (…om het toe te geven).

Ook de Vereniging Eigen Huis ziet de 55 plusser als doelgroep en komt met een nieuwe glossy voor ouderen: Eigen Huis Sr. Toch maar eens aanvragen. En natuurlijk ben ik (slapend) lid van de omroep MAX.

55 plus, dus. Nou ja, zo lang het de sterkte van mijn brillenglazen niet is…, zie ik het wel zitten. Al stemt niet alles wat ik zie me vrolijk. Noch in de wereld in het algemeen (de financiële sector als grabbelton voor gevorderden e.d.), noch in de spiegel in het bijzonder: ouderdomsvlekken. Van die vaal bruinige eilandjes op je huid, rimpelige verweerde vlekken, die zich niet laten wegpoetsen. Op je voorhoofd, op je handen, je kuiten, dijbenen, en verdomd, zelfs op het tuitje van je aftapkraantje! Dat geeft een geheel nieuwe maar oh zo voor de hand liggende invulling van de aanhef: 'Ouwe Lul'!

Ik zal er mee moeten leven. Schrale troost: ik ben niet de enige. Onlangs was er een reünie van mijn oude examenklas van De Populier, Den Haag, jaargangen 73-75. (Een ruime kadering, omdat ik minstens twee keer examen heb gedaan) Ik heb de klassenreünie moeten laten passeren, maar ik ben wel bij’gepraat’ via email, compleet met foto’s van de avond, met de klasgenoten van toen, maar dan de actuele plaatjes. Oef. De namen klopten allemaal, maar die plaatjes wilden maar moeilijk passen. En meteen de gedachte, de hamvraag: ‘ben ik dan ook zo zichtbaar oud aan het worden?’

Natuurlijk zijn er de wederzijdse opmerkingen in de trant van ‘Je bent geen spat veranderd’; ‘ik herkende je meteen’, ‘goed, beetje ouder, maar die ogen, nog steeds die pretlichtjes.’ Vast wel, en ik denk zelfs dat het klopt in de beleving van het directe persoonlijke contact, als je elkaar live spreekt en ziet. Maar de objectieve foto’s…?
Ouderdomsvlekken, zeg maar.

De volgende keer hoop ik er trouwens wel bij te zijn… :)

------------------------------------------------------------------

3.30.2009

Zou ie nog leven..?


Zou ie nog leven

Internet zit vol verrassingen. Vooral dankzij zoekmachines. Zo kreeg ik onlangs uit onverwachte hoek het volgende mailtje:

“er was eens heel lang geleden…:
Een Hart met een barst, de gevleugelde Jenny...... we worden allemaal ouder! Soms komen er allerlei dingen ineens samen. Met mijn vriendin A. kletsen over de KV/JV en ook over jou ( 'leeft íe nog wel, nooit meer iets van gehoord'), op een training de vraag naar inspirerende docenten ( ja, ja - levensplezier als inspiratiebron), les geven in het Hanzegebouw waar jij volgens mij ook opgetreden hebt tijdens de opening, vrijwel maandelijks, na afloop van college, in de kroeg waar jij zeker één keer gezongen hebt (toen 'de Bascule'). Kortom tijd om eens gaan Googelen. En gelukkig; hij leeft! Weliswaar wat worstelend met ouder worden maar met even veel humor en nog steeds behoefte aan een beetje publiek.
Toch leuk, dat internet. “

Groetjes M.

Inderdaad. Dat was ik. Jonge student, niet gehinderd door een gerichte vakopleiding, maar wel met doe het zelf ervaring in de cabaretsfeer. Praktisch creatief, desnoods verzon ik de les op de fiets onderweg naar school. Zonder deadline presteerde ik nooit veel.

Zo’n mailtje uit het verleden roept vragen op. Kennelijk heeft minstens één van die leerlingen - uitsluitend meiden trouwens – de lessen overleefd zonder noemenswaardige trauma’s. Dat vleit met terugwerkende kracht. Dank. Maar intussen is de geest gefocust op die periode, ergens in mijn stoffig geheugen valt een archiefkast open, flarden beelden en gevoelens vechten om aandacht. De lessen, de gezelligheid, de creativiteit, de uitdaging om die soms puberende meiden zo gek te krijgen om eens gek te doen. ‘Kom los, geneer je niet, je moet niet spelen dat je een vervelende kleuter bent, je bént een heel vervelende kleuter!’ Geeft niet wat een ander ervan vindt of denkt!” Wijze woorden, gemeend, vast wel. Maar zelf toepassen? Dat viel niet altijd mee.

Een gevoel dat ook krachtig doorkomt, is de onderhuids erotiserende tinteling. Een klas vol jonge meiden, vrouwen in wasdom, daar ben je als jonge vent niet ongevoelig voor. In het nette, uiteraard, altijd voor jezelf gehouden. Hooguit een onbetamelijke droom over onbetamelijke avontuurtjes, uitsluitend in de anonimiteit van nachtelijke fantasieën. Maar verder geweerd uit het dagelijkse real-life.


30 jaar later besef je dat die spanning ook bij de meiden aan de orde geweest kan zijn, moet zijn, al dan niet latent. Er waren ook wel signalen, die je professioneel – of naïef - ontkende, negeerde. Zoals de leerlinge die je na een schoolavond, cabaretvoorstelling, veilig thuis bracht in je eendje (die rode 2 CV6!). Gezellig kletsend onderweg, gevoel van verbondenheid, een vlinderatmosfeer, het zachte schuren van een onvervulbare romantiek, ondanks de tastbare aanwezigheid op slechts op 20 fysieke centimeters afstand, maar tegelijkertijd 20 lichtjaren weg …
Maar dan, met de handel van het portier al in haar hand - buigt ze naar je toe. Het gaat flitsend en slow motion tegelijk. Ze drukt haar lippen op je wang – mondzoekend? – je huid schroeit als een brandmerk, maar tegelijkertijd ook zalvend zacht. Haar stemgeluid blijkt opgeslagen, want je hoort haar fluisterzeggen: ‘Bedankt! Ik vond het heel erg leuk! ..leuk…leuk.,,,euk…uk…k..’ Alsof ik de echo nog hoor…

Dan spoelt de hooguit drie seconden durende scène terug: Haar lippen laten los, haar hoofd wijkt weer achterwaarts door het ‘window’ door de onbereikbaarheid, terug tot de veilige afstand van 20 lichtjaren.
Ze stapt de auto uit, je leven uit, haar toekomst in. En terecht.
Je zweeft naar huis, en niet alleen door de extreem verende rode eend, langzaam terugkerend op aarde. (Als docent dramatische expressie moet je het natuurlijk wel een beetje aandikken… )

Het waren trouwens niet alleen leerlingen die signalen afgaven, realiseer ik me nu. Ook vrouwelijke collega’s vingen mijn blik soms iets langer dan noodzakelijk. Of ensceneerde een iets te toevallige toevallige aanraking. En explicieter dan dat. Met de docente handvaardigheid had ik een sterke collegiale band, gelijke golflengte, zelfde humor, prettige aanwezigheid, Ook in de auto – het rode eendje – toen ik haar na een vergadering naar huis liftte, man en kind, kwam ineens de vraag: ‘Geloof jij dat je van meer partners tegelijk kunt houden, lichamelijk?’ Haar hand zocht mijn hand, mijn knie? Een kneepje, weer los. In afwachting van .. ja, van wat eigenlijk.

Hoe bijziend moet ik geweest zijn? Hoe naïef, hoe laf, en waarschijnlijk allebei. Want ik wist het antwoord wel, maar handelde er niet naar. Ik loste de spanning op met een ontwijkend grapje. Onze humor, zeg maar…

Misschien is laf een ander woord voor trouw? Of is dat op zich alweer een uitvlucht.
Ik was het niet vergeten. Ik had het verdrongen. In de loop der jaren, dienden zich meer situaties aan. Ik hield mij ziende blind. Met een half gevoel van trots op m’n hondstrouwe inborst, matig excuus.
Heel soms bevliegt me het benauwde gevoel dat ik nooit echt man ben geworden.

Maar goed. Hij leeft nog…

2.13.2009

Een (knie)band


Je koopt een hond, een huisdier. Je krijgt een vriendin: Noah is een teef. (Oei, want klinkt dat ‘teef’ – hardop lezend – plat eigenlijk. ‘Teefje, dan?’ Klinkt weer zo knullig. Vrouwtje? Daar wordt de concurrente-des-huizes niet blij van, bij wijze van...

Maar hoe dan ook: huisdier wordt vriendin. Of je wilt of niet. Een factor in je bestaan. Een persoonlijkheid die in je leven groeit, zeker als je ze van baby aan, pardon, van pup aan om je heen hebt.
De band, de hechting, is al gauw sterker dan je denkt. Eentje in de categorie ouder-kind relatie. Om te beginnen functioneel: voeden en opvoeden, bezighouden en begeleiden, los laten (lopen) en beschermen. Maar ook emotioneel: de warmte in je ziel als ze je begroet bij thuiskomst en met haar 50 kilo weer bijna de deur uit duwt, tegen je opspringend. De ingehouden trots over haar enthousiaste spel, haar vitaliteit en soepelheid in acties, lopen, springen, zwemmen, hollen, rollen en weer doorgaan. De boosheid als ze weer eens niet luistert en juist nu in een moddersloot stapt – tot d’r neus in het kroos – terwijl je weg moet.. En ook: de onderhuidse zorg om het wel en wee, de knagende onrust en zorg als zich iets onaangenaams aandient. Zoals: een serieus knieprobleem.

Te lang mee doorgelopen, in de naïeve hoop dat het overbelaste spier is, die met rust wel weer bijtrekt. Niet dus, dit keer niet. De alsnog gemaakte foto’s zijn duidelijk: knie oogt als een mini-rampgebied: kruisband volledig afgescheurd, meniscus kaduuk, te vroege slijtage (artrose-achtig).
“Bedankt baasje!” voel je haar denken, terwijl ze tegen je aan geleund op de onderzoekstafel bij de dierenarts staat en het per infuus ingebrachte roesmiddel begint te werken. Je voelt ook haar lijf zwaar worden, spieren verslappen en als een leeglopende opblaaspop zakt ze in elkaar. Pfffff...’

Naar buiten lopen zonder Noah is lastiger dan je wilt. Shit hé?! Stoere baasjes doen niet zielig, echte mannen huilen niet. Af! Koest! In je mand. Ze is in goede handen…
Drie uur later belt de dierenarts. Goede berichten. Operatie geslaagd. Hij is tevreden over het resultaat: knie geschoond en voorzien van nieuwe kruisband, meniscus verwijderd. ‘Over een paar maanden kan ze weer behoorlijk normaal lopen.’ Is zijn verwachting.

Als Noah begint bij te komen, mag ze gehaald worden. In de uitslaapruimte ligt ze versuft met de neus tegen de deur. De stem van het baasje werkt als dope op een dolende junk; kop op, een oplichtende blik, herkenning. Ze wil zelfs gaan staan, maar vindt dat bijna meteen weer toch geen goed idee. Maar heeft wel een paar stappen gezet, op drie poten. In afwachting van de nabespreking en verzorginstructie, toch maar weer even liggen. Baasje ernaast (zittend natuurlijk). Noah maakt een ritmisch geluid, tussen piepen en grommen in, de boodschap is duidelijk: ‘baasje, ik voel me klote!, Waar ben ik, hoe kom ik hier, en waar is de uitgang?” Snuit op het bovenbeen van baasje: vertrouwde geur, bekend terrein, en het gemopper neemt af.

Met hulp van de assistente hevelt baasje Noah in de auto. Naar huis rijdend alsof er 300 losse eieren in de kofferbak liggen, die zonder schade moeten worden afgeleverd. Dat lukt. Eenmaal binnen laat Noah zich als een stramme bejaarde zakken op het speciaal opgemaakte extra zachte matje… Rust. Voorlopig drie maanden strikte rust. De eerste tijd wat pijnstillende medicatie, penicilline. Dan begint het grommende gemopper weer, maar minder zwaar, ze beseft?dat het ergste achter de rug is – afkloppen – en dat het opbouwen al is begonnen. Op haar ’s ochtends gladgeschoren bovenbeen zijn ‘s avonds de eerste stoppeltjes al voelbaar, zoals krokusjes na een forse winter de kop weer oprichten. Noah richt zich op, haar blik zoekt de ogen van baasje, mixed feelings: ‘Blij weer thuis te zijn.’
In de vensterbank van baasjes werkkamer staat een souvenir als getuige van een stil zelfverwijt, nog geen vier jaar oud, de kapotte meniscus…

1.25.2009

De Botervloot Depressie (1960)


Iedereen heeft wel eens gehoord over de grote depressie van de jaren’30, begin vorige eeuw. Die periode staat weer in de belangstelling, nu de geschiedenis zich herhaalt; ook vandaag is er een forse dip, die de geschiedenis zeker zal halen.
Maar soms is een depressie zo klein en zo lokaal dat het iedereen ontgaat. Terwijl de impact voor de direct betrokkenen verwoestend kan zijn. Zoals de Botervloot Depressie, die niemand kent, maar ik heb het aan den lijve meegemaakt. De Botervloot Depressie was kort en hevig, en speelde begin jaren ’60, in de Maaswijkstraat te Scheveningen, in het huis waar ik opgroeide.

De micro-economie van ons gezin – Vader, Moeder, drie bloedjes van kinderen – draaide grotendeels op de arbeidsinzet van Vader. Dat leverde hem wekelijks een loonzakje op. Een echt zakje, formaat ansichtkaart, van knisperend bruin papier. Daarin het loonbriefje met gewerkte uren en het bedrag dat de baas er voor over had, nauwkeurig afgeteld, geen cent teveel. Het gaat over bedragen in de grootte van 67 gulden en 24 cent, daaromtrent.
Bij thuiskomst droeg Vader het loonzakje meteen over aan Moeder. Zij bewaarde het op een vaste plaats in de servieskast, verstopt in een tweedelige porseleinen botervloot, met deksel. Die botervloot maakte deel uit van een vrolijk huwelijksservies met bloemetjesdessin, jaren ’50. Met het loonzakje kon Moeder krap een week huishouden financieren. Dat was dan inclusief kortlopende schulden bij de middenstand in onze straat, zoals de Slager op de hoek en de Sierkan (melk, kaas e.d.) aan de overkant. Naarmate de week vorderde, moesten we de boodschapjes vaker laten opschrijven. De week duurde meestal langer dan het loonzakje.


Als kind had je geen benul van hun sappelend bestaan, dat is een compliment voor mijn ouders. Maar Moeder moet vaak smachtend hebben uitgekeken naar het nieuwe loonzakje. Kon ze de nijpendste schulden voldoen en vol goede moed proberen om de nieuwe week nog beter op de kleintjes te letten. Zo balanceerde onze micro-economie wankelend voort. Maar op een dag, eind jaren ’60, gebeurde het.

Na een verjaardagspartijtje thuis – met veel vriendjes over de vloer, want gezellig was het wel – wilde Moeder nog even een boodschapje doen. Zij wilde het verse loonzakje aanbreken. Als gezegd: ik had geen besef van het gesappel. Maar de reactie van Moeder, toen, deed me vrezen dat het einde der tijden nabij was. Asgrauw, lijkwit, pimpelpaars en volkomen overstuur staarde zij vol afgrijzen naar de botervloot in haar handen: Paniek! Stop de persen. Sluit de deuren! Bewaak de grenzen! ‘Waar is het loonzakje !!?’ Weg, zoek, verdwenen…. Uren verstreken. Vader en Moeder zochten honderd keer de hele servieskast door, het hele huis, kelder, klerenkast, toilet. Maar het loonzakje bleef weg. Net als hun de nachtrust waarschijnlijk..

De volgende ochtend kwam Oma op de koffie en trof haar dochter in een failliete stemming. Oma hoorde het verhaal aan, leefde mee, bood hulp, geld lenen? al had ze zelf nauwelijks iets te makken. Maar ze begreep niet hoe zoiets kon. ‘Waar lag het dan? In die mooie botervloot?’ Ze stond voor de servieskast alsof ze het gebied positief wilde instralen. ‘Deze?’ ze pakte de gebloemde botervloot. ‘Heb je echt goed gekeken?’ Ze tilde het deksel op, maar zag slechts de bodem van onze schatkist. Terwijl ze de botervloot weer wilde afdekken, stokte haar beweging, haar blik gefixeerd op het deksel dat nu omgekeerd in haar hand lag. ‘Kijk eens!’, zei ze, eerst zachtjes, verbaasd. ‘Kijk nou eens!!’ En nu brak in haar stem de zon door! Moeder keek vermoeid op van haar lauwe koffie, die niet wilde smaken. Ze volgde oma’s blik, en verstarde toen in een uitdrukking vol ongeloof. In de binnenkant van het deksel geklemd, lachte vaders loonzakje haar toe. Het wat stugge papier had zich kennelijk vastgezet in de holte van het porselein.
En zo – door even rustig te kijken - loste Oma de Botervloot Depressie van de jaren ’60 op. Het bleef onopgemerkt, een Nobel-prijs zat er nooit in. Maar een mooi verhaal is het wel, achteraf.

Onlangs, ruim 40 jaar later, kwam de bewuste botervloot weer tevoorschijn uit een vergeten hoekje, altijd meeverhuisd. En dat bracht ook het verhaal van het verdwenen loonzakje weer terug, en de korte maar heftige Botervloot Depressie.

Ik moest ineens denken aan al die bankdirecteuren, beursgoeroes, termijn speculanten en andere graaigrage loonzakken. Misschien moesten die nog eens een keer goed rondneuzen in hun failliete boedel. Allicht vinden ze nog een vergeten botervloot met verrassende inhoud. Maar: boter zal het niet zijn, want dat hebben ze al die jaren met royale hand op hun hoofd gesmeerd.