9.26.2009

Pavlov of niet?

Eens in de zoveel tijd word je op straat aangesproken door een onbekende. Een vreemdeling die verdwaald is, een toerist die de Dom niet kan vinden. Terwijl hij de Dam bedoelt. Een enquêteur die je een proefverpakking smeerbeleg wil aansmeren, of een krant. Een activist die jouw handtekening wil tegen het verbod op neusgepulk in de publieke ruimte. (Het binnenste van je neus is volgens mijn privé ruimte, dus dat wordt nog interessant voor de rechtbank – maar dit terzijde.)
Het is allemaal een vorm van bedelen: om kennis, klandizie, morele steun, aandacht. Daarnaast heb je de ‘echte’ bedelaars, die vragen om een tastbare financiële bijdrage in hun strijd om het dagelijks bestaan. Of gewoon om eten.

Zo stapt op het Neude, in Utrecht, een grote neger op me af, pardon, een medemens met kennelijk Afrikaanse roots. Kop groter dan ik. Volle kop ook, maakt geen onverzorgde indruk. Mijn eerste reactie: toerist! Kennisbedelaar. Maar de onpeilbare strakke blik in zijn ogen spreekt anders. Een onderhuids gevoel van wantrouwen, dreiging bekruipt me. Hij zegt iets en met moeite versta ik twee Engelse woorden: Hungry, please? Hij gebaart om geld. Dat is de trigger voor mijn Pavlov waakhond. ‘No, Sorry.’ En ik loop door. Maar met elke stap die van hem vandaan loop groeit mijn ongemak. Waarom weer zo snel Nee gezegd. Waarom niet een eurootje toegeschoven. Of beter nog: één van mijn twee pakjes brood, die ik als lunch in mijn tas heb. Zou ik omdraaien? Hem confronteren met mijn wantrouwen? ‘Als je honger hebt, moet je brood vragen. Geen geld!’

Wantrouwen? Ja, want ik ken de verhalen. Dit was natuurlijk weer een beroepsbedelaar, die al dan niet bende-verband van stad tot stad trekken en zo een aardig onbelast inkomen bij elkaar bietst. Of: misschien was dit wel een gestoorde freak. Een gevluchte oorlogscrimineel uit Mozambique, met tientallen slachtoffers op z’n kerfstok! En had ie z’n mes nog altijd op zijn lijf verborgen.

Dus, ik luister naar Pavlov en loop verder. Maar de ontmoeting blijft me de hele dag achtervolgen. De lunch smaakt minder. Ik hou één pakje over. Op de terugweg kom ik langs een opvallende publieke straatprullenbak. Opvallend, vanwege een klein affiche, een gemeentelijke actie, om mensen aan te sporen de straat schoon te houden.
De creatieve geest heeft bedacht om de prullenbakken te laten ‘spreken’ via het affiche, en we lezen: “I’m Hungry. Please?”
Ik kijk verschrikt om me heen. Is dit doorgestoken kaart? Ben ik beet genomen in een candid-camera act? Een onderzoeksproject? Sociaal (wan)gedrag? En springt mijn medemens met kennelijk Afrikaanse root straks te voorschijn met een vernietigend oordeel over mijn gebrek aan meelevenheid? Ik gooi voor de zekerheid mijn overgeschoten lunchpakketje in de prullenbak. Misschien helpt het nog.
Pavlov, Af!

9.13.2009

IJSTIJD. Warm aanbevolen.

Het wordt kouder. Een nieuwe ijstijd staat voor de deur. Beweert een wetenschapper. Eindelijk eens een ander bericht, naast al die doemverhalen over de opwarming van de aarde, dat is al jaren een hot item. Een beetje tegenwicht kan dus geen kwaad, kwestie van een natuurlijk evenwicht.
Een ijstijd dus. Nou en? Het is om te beginnen een mooi woord, vind ik. Het roept een prettige associatie op: aan al die uren die ik in mijn leven mocht besteden aan het eten, pardon, genieten van ijsjes.
In mijn jongste kinderjaren waren het die ouderwetse waterijsjes die mij het water in de mond deden lopen. Vooral die dubbel-lollies, op twee houten stokjes. Heerlijk vond ik het om er met kracht op te zuigen, tot je alle vruchtensiroop eruit had gezogen en er geen smaak en kleur meer te bekennen was. Wat overbleef was een brokkelig en glazig ijs.
Dat ik zo ook het glazuur van mijn tanden zoog, kreeg ik pas later door, na consumptie van – een lage schatting – duizenden waterijsjes, waaronder ook raketten trouwens.

Later verschoof mijn smaak naar de zachtere ijssoorten – schepijs, roomijs, softijs. Ook uit die categorie behoort een klassieker tot mijn favoriete ijsjes top 3: het wafelijsje van Jamin. Twee flinterdunne koekjes, waartussen je het aan een kant met chocolade bedekte ijsplakje moet klemmen: geen hot dog, maar een cold dog.
Oh, dat verleidelijke breken van dat knisperige chocoladelaagje, het heerlijke zoet van de vanillesmaak (en suiker natuurlijk). Het was schaars hoogtepunt in je kinderleventje, als je een ijsje mocht kopen bij Jamin. Nu, ruim 40 jaar later, liggen ze met dozen vol in mijn diepvries. Maar nog steeds is er die magie, en beleef ik elk ijsje als een heerlijke ijstijd van pak ’m beet vijf minuten.

De ijstijd waar onze wetenschapper mee dreigt, is van een andere orde, en gaat volgens hem zeker een eeuw duren. En het begint al tussen nu en tien jaar, zegt hij. Prima, zeg ik, want dat betekent dat mijn 3e favoriete ijssoort weer vaker en ruimer beschikbaar zal zijn: natuurijs, om te schaatsen.
Weinig is mooier dan dansend op geslepen Noren te gaan over uitgestrekte vlakten van donker ijs, hard en glad. Samen met je kids. Belicht door een lage winterzon die een oranje baan over de ijsvloer legt. Genieten. Poezie. Puur natuur, dat is je ware. Mits je niet over een nacht ijs gaat, natuurlijk.
Afgelopen winter beleefden we al een voorproefje. Ineens was het even echt winter, in no-time vroren de Reeuwijkse plassen dicht (die liggen hier precies 1000 meter vandaan). En het wonder geschiedde: er kwam een officiële tocht. We hebben spontaan meegedaan met een groot deel van de familie, geoefend of (vooral)niet. Maar die 25 kilometer werd rond geschaatst, compleet met koek en zoopjes, stoerdoenerij en een klein beetje klunen. (Er staat een filmpje op you tube.)
Het plezier en de saamhorigheid stralen er vanaf. Dat is een van de bijkomende voordelen van een ijstijd: het maakt mensen warmer, de contacten menselijker.
IJstijd? Om met Maurice de Hond te spreken: ik zeg ‘Doen!’ (Warm aanbevolen)

(Noot: klik op de foto's voor groter beeld.)